Welkom op de weblog van .... M S D I R K D E G R O O T....


donderdag 24 september 2009

Kiezenredder

De tand des tijds heeft in de loop der jaren langzaam maar zeker, onbarmhartig aan mijn lichaam geknaagd. Ik had al een kast vol medicijnen, een leesbrilletje, zooltjes voor in mijn schoenen en een steunkous tegen de spataderen. Alsof dat allemaal al niet erg genoeg was, had ik op een gegeven moment ook nog een beugel in mijn mond. Een beugel met een paar kiesjes eraan, omdat er van mijn gebit links boven, te weinig overgebleven was om fatsoenlijk te kunnen kauwen. Ik hoop dat U het niet verder vertelt, want echt trots ben ik er niet op. Als jongen had ik een prachtige bek met tanden, maar omdat ik een oorlogskind ben, liet de kwaliteit nogal te wensen over. Om de haverklap moest ik naar de tandarts om m’n kiezen te laten vullen. Dat was echt geen pretje.

Zo herinner ik me, dat ik tijdens mijn militaire dienst eens werd behandeld door een dienstplichtige tandarts. Die was zo hevig in de weer in mijn mond, dat zijn chef, een tandarts/beroepsmilitair, over zijn schouder meekeek en zich afvroeg of hij misschien naar olie aan het boren was.
Dus jammergenoeg brak al heel snel de tijd aan, dat een groot aantal van die gevulde kiezen moest worden vervangen door kronen. Dat kostte handen vol geld, maar je ging er vanuit, dat het dan de rest van je leven wel goed zat in je mond. Mooi niet dus. Want bij kronen worden je eigen wortels gebruikt en die kunnen na verloop van tijd gaan ontsteken. Bij mij gebeurde dat dan ook om de haverklap en in de loop der jaren, moest de één na de andere kroon opgeofferd worden. De laatste bruikbare kroon links boven, sneuvelde een paar jaar geleden in Meaux, een voorstad van Parijs.
In gedachten hoor ik u nu zeggen: “ Wat heeft dit in vredesnaam met varen, met de Kleine Jantjes of met de ZD&O te maken?” Maar let op! Dat gaat nu komen!

Toen mijn vrouw, eind van die zomer op bezoek was bij haar zusjes in de Verenigde Staten, nodigden Bert en Miep van der Linden van de Wieringen 54 me uit, om een toertje met ze mee te maken naar Antwerpen. We zouden een leuk toeristisch rondje doen. Via Bruinisse, over het Veerse Meer naar Vlissingen en dan over de Westerschelde naar Antwerpen. Terug zouden we waarschijnlijk gewoon het Schelde-Rijnkanaal nemen. Er werd nogal wat wind verwacht en daarom was ik meteen laaiend enthousiast. Met mijn eigen tjalk vaar ik het liefst op de kleine beschutte kanaaltjes van Frankrijk. Met zo’n geweldig zeewaardige ex-viskotter echter, leek het me fantastisch, zo’n trip op de Zeeuwse stromen.

Toen we de haven uitvoeren had ik net m’n nieuwe beugeltje met kiesjes aangemeten gekregen. Dat was wat zeg! Ik had op z’n minst begeleiding verwacht van een fysiotherapeut en een psycholoog. Want het is nogal wat. Plotseling zo’n vreemd gedrocht in je mond! Maar niks van dat alles. Helemaal geen begeleiding! Happen, passen, bijstellen, weer passen en wegwezen. “Binnen een week zou ik er wel aan gewend zijn!”, had de tandarts gezegd en daar moest ik het maar mee doen! Hallo, wat een gedoe. Manmoedig onderging ik mijn lot en warempel, nog voordat we Strijen Sas voorbij waren, was ik m’n hele gebitje vergeten. Wat een heerlijkheid met zo’n schip bij zo’n stevige bries op het Hollands Diep te varen! Langs Willemstad, door de sluis en dan verder over het Volkerak naar de Krammersluizen. Recht in de wind. Behoorlijke golven, vooral bij de kruising met de Schelde-Rijnverbinding. Voor De Wieringen 54 maakte dat allemaal niks uit. De stoere GM-diesel liet zich niet van de wijs brengen en produceerde onverstoorbaar de benodigde paardenkrachten.
De nacht brachten we in Bruinisse door en de volgende dag stoomden we verder, bestemming Vlissingen. De wind was gaan liggen en met een heerlijk zonnetje erbij, voeren we door het paradijs dat Zeeland heet. Het is en blijft een uniek watersportgebied en wat was ik blij, dat Miep en Bert me uitgenodigd hadden voor deze trip. Zijpe, Mastgat, Keten, in de verte de Zeelandbrug. Over het Engels Vaarwater, door de sluis in de Zandkreekdam naar het Veerse Meer. Rustig over het meer en vlak bij het schilderachtige Veere, het kanaal door Walcheren op.

We besloten om niet door te varen naar Vlissingen, maar om een plekje te zoeken in Middelburg. Het was voor ons alledrie jaren geleden, dat we hier, in de hoofdstad van Zeeland, geweest waren. We vonden een prachtig afmeerplaats bij de jachthaven, kuierden op ons gemakje door het fraaie stadje en dronken hier en daar een pilsje op een terrasje. We beëindigden onze rondwandeling met een gezellig etentje in een knus eetcafé, vrij dicht bij de haven. Het was zulk lekker weer, dat we na afloop nog buiten op het achterdek konden zitten. Een heerlijke temperatuur en om dat te vieren, dronken we nog een paar stevige neuten voor we gingen pitten.
De volgende ochtend ben ik, hoewel het al over negenen is, als eerste wakker. Heel stilletjes zoek ik m’n toiletspulletjes bij elkaar en sluip van boord. “Ik ga maar een douche aan de wal nemen”, denk ik bij mezelf, “dan kunnen Miep en Bert nog lekker een poosje in hun kooi blijven liggen. Men heeft prachtige sanitaire voorzieningen hier in de jachthaven. Het is een heerlijke douche met een krachtige waterstraal, die je huid laat tintelen en alle vermoeienissen van de vorige dag wegspoelt. Een ware verademing! Ik heb m’n tanden nog niet gepoetst, maar kan wel even van de gelegenheid gebruik maken om m’n gebitje af te spoelen. Helaas weet ik nog niet zo goed hoe je het uit je mond moet halen; dat heeft de tandarts me nog niet geleerd. Het zit met haakjes vastgeklikt rondom m’n andere tanden en ja hoor, als ik het onwennig probeer los te klikken, laat ik het uit m’n glibberige zeephanden vallen. Roetsjjjj. Ontzet kijk ik naar beneden. Geen gebitje meer te zien! Hoe kan dat nou? Waar is dat ding gebleven? Het kan toch niet weg zijn! Maar het is wèl weg! Want wat blijkt? De douches hier in de haven van Middelburg zijn OPEN aan de onderkant. Zowel links als rechts van me, zijn douches en ze zijn allebei in gebruik. Mijn kiesjes moeten dus in één van de cabines naast me zijn terechtgekomen! Maar in welke? Verdulleme! Wat een toestand! Ik zou me kapot schamen als iemand mijn gebitje zou vinden. Dat zou ik niet overleven. Wat een blamage! In m’n blootste blootje laat ik me op mijn knieën zakken in het nauwe kotje. Voorzichtig buig ik voorover en loens behoedzaam, onder het zijschot door, op het vloertje links van me. In de mistige stoomnevel daar, ontwaar ik een paar blote benen met voeten eraan vast. Maar van m’n kiesjes? Geen spoor!
Zo goed en zo kwaad als het gaat, draai ik mijn lichaam naar rechts en in een onmogelijke houding, als een kaalgeplukte struisvogel die zijn kop zijwaarts in het zand wil steken, loer ik discreet in de andere douchecabine. Weer nevel. Weer een paar benen met voeten eraan. Maar geen kiezen. Of toch wel? Ja, het lijkt wel of ze daar liggen. Helemaal aan de andere kant op de vloer van de douchecel naast me. Als een slangenmens draai ik m’n romp verder naar rechts. Met m’n linker schouder schuif ik over de bodem en als ik niet meer verder kan, steek ik mijn kop half onder het zijschot door. Ja hoor! Nu weet ik zeker dat mijn kiezen daar voor het grijpen liggen. Als ik er maar bij kan. Met mijn linkerhand gaat dat sowieso niet. Ik prent in mijn kop waar mijn kiesjes precies liggen. Ik draai mijn lichaam terug en rust met m’n voorhoofd op de grond. Het is maar goed dat niemand kan zien hoe ik er bij sta! Ik maak mijn rechter arm zo lang mogelijk. Enkele seconden van uiterste concentratie en dan, ratssss!!!, als in een flits, zonder die benen te raken, gris ik mijn gebitje uit de douchecel naast me. Ik klik het onmiddellijk in mijn mond. Daar zit het veilig. Mijn kiezen zijn gered! Wat een mazzel! Maar mazzel of niet, ik moet u bekennen, dat ik tot op de dag van vandaag, niet weet of die benen, zowel links als rechts van mij, aan een meneertje of aan een mevrouwtje hebben toebehoord!
-

Geen opmerkingen: