Welkom op de weblog van .... M S D I R K D E G R O O T....


donderdag 27 maart 2008

Ree te water

Met de Dirk de Groot op herhaling.


Hier volgt een herschreven verhaal over een hertje, dat in een van de Franse kanalen was terecht gekomen. Gelukkig heb ik het van de verdrinkingsdood kunnen redden. Gepubliceerd in de Pikhaak van maart 2008


Ree te water

Door Wim de Wit
a/b motortjalk Dirk de Groot

Souffelweyersheim. Ja, Souffelweyersheim. Als je de naam leest, denk je dat het een dorp is ergens in Tirol, of zo. Maar nee hoor. Souffelweyersheim ligt in Frankrijk. In de Elzas, op een kilometer of vijf afstand van Straatsburg. Aan het Marne-Rijnkanaal. Men heeft ons verteld, dat als je Straatsburg met de boot wilt bezoeken, je beter in het dorpje Souffelweyersheim kunt afmeren, omdat er in de stad zelf, niet zo veel goede aanlegplaatsen zijn. Je ligt daar nog een beetje in de natuur, bij een zogenaamde Halte Fluviale. Er staan stevige bolders, je kunt er water tanken en er is zelfs walstroom. Bovendien is er een perfecte busverbinding met de stad, op honderd meter afstand van de boot, overdag elk kwartier. Kan het mooier?
Het is ’s avonds zeven uur. We zijn nog maar net gearriveerd. Vandaag komt er niets meer van, maar morgen gaan we zeker Straatsburg bekijken. Vanavond beperk ik me tot een fietstochtje langs het kanaal om te kijken of er inderdaad zo weinig aanlegplaatsen zijn in de stad.

Ik ben misschien tien minuten onderweg, dan zie ik plotseling tot mijn schrik, dat er een ree in het kanaal is terechtgekomen. Wanhopig is hij op zoek naar een plekje waar hij eruit zou kunnen klimmen. In paniek zwemt hij van de ene naar de andere oever, naar me toe en dan weer een eind van me af. Geen denken aan dat hij er zelf uit kan komen. Damwand aan weerskanten van het kanaal. Veel te hoog voor het beestje om er uit te klauteren. Nergens van die speciale trappetjes, waarlangs wild dat in het water is gevallen, zichzelf redden kan. Je ziet ze overal langs de kanalen in Frankrijk, behalve hier. Nu zwemt hij weer aan de overkant. Ik heb nooit geweten, dat een ree zo snel kan zwemmen. Je hoort hem heel zwaar hijgen, piepend, kreunend, rochelend. Het zal vast niet lang meer duren voor hij uitgeput raakt. En wat dan? Mijn hemel! Ik moet er niet aan denken. Als een speer fiets ik over de brug naar de andere kant van het kanaal. In no time ben ik vlak bij het diertje in doodsnood, maar ik kan er niet bij. Overal doorns en brandnetels. Het gereutel van de ademhaling van het hert gaat me door merg en been. Wie weet hoeveel water hij al binnen heeft? Dan zie ik plots een stukje oever zonder doorns, zonder brandnetels. Ik ga er op mijn knieën zitten in de hoop dat het beestje naar me toe zal komen. Met een beetje geluk zou ik hem dan zo kunnen pakken en op de kant kunnen zetten. Maar hij is al weer verder gezwommen. Oh, oh. ‘Kom maar jongen, kom maar jongen, kalm maar, kom maar hier’. Ik praat tegen hem alsof ik tegen mijn eigen hondje spreek. En je gelooft het niet. Als hij 10 meter bij me vandaan is, keert hij om, verdwijnt even helemaal onder water en komt dan, hijgend en proestend, mijn kant weer op gezwommen. Al mijn spieren staan gespannen, mijn hart bonst in mijn keel. Nog even, dan is hij er. ‘Kom maar jongen, kom maar’. Ik voel zijn warme ademhaling tegen mijn handen. De laatste centimeters! Hebbes! Ik pak hem bij z’n nekvel, zoals je een hond of een kat uit het water zou halen. Maar verdorie nog aan toe. Dat gaat niet bij een ree. Dat nekvel staat veel te strak gespannen. Daar heb je geen grip op. Ik krijg hem niet te pakken. De ree is zich natuurlijk te pletter geschrokken en vlucht in nog grotere paniek bij me vandaan! Nu slaat ook bij mij de paniek toe. Wat kan ik nu nog doen? In mijn beste Frans, schreeuw ik naar een knul aan de overkant: ‘Heb je een mobieltje bij je? Bel dan de brandweer! Bel de brandweer!’
Ik weet me geen raad. In een oogwenk is het hertje alweer zeker twintig meter bij me weg gezwommen. Eerst naar de overkant. Dan weer terug naar mijn kant. Naar het midden van het kanaal, richting volgende brug, verder en verder van me verwijderd. Veertig, vijftig, zestig meter. Hij draait weer om en komt mijn richting op. Ik lees doodsangst in zijn ogen. Zijn ademhaling klinkt afgrijselijk. Een schril, schrapend, hoestend, gorgelend, haast blaffend geluid bewijst, dat hij aan het eind van zijn latijn is. Het zal toch niet waar zijn! Het zal me toch niet gebeuren dat ik dat dier zo dadelijk hier pal voor mijn ogen zal zien gaan verdrinken.
Tegen beter weten in buig ik me weer voorover. In een laatste wanhopige poging begin ik opnieuw tegen hem te praten:’ Kom maar jongen, kom maar jongen, kalm maar, kom maar hier’. En nog een keer, heel zachtjes, fluisterend bijna: ’ Kom maar jongen, kom maar jongen, kalm maar, kom maar , kom maar’. En hij komt, heel langzaam, HIJ KOMT! HIJ KOMT! Ik juich bijna. Tergend langzaam gaat het, maar hij komt verder mijn richting uit. Het lijkt een uur te duren, maar dan is hij vlak bij me. Ik houd m’n adem in. Nog even. ‘Kom maar, kom maar’ Hij is er! In een flits steek ik mijn linker arm helemaal onder zijn buik door, tussen de beide voor- en achterpoten. Met m’n rechterhand zorg ik ervoor, dat hij niet weg kan glijden en hupsakee met een zwaai kieper ik het beestje de kant op. Hij komt met een flinke smak op zijn zij terecht. In een fractie van een seconde staat hij rechtop en voordat ik besef wat er gebeurt, sprint het hert, met een explosie van oerkracht tot lijfsbehoud, bij me vandaan. En met diezelfde oerkracht, knalt hij nog geen vijf tellen later, …… pats!!!…….. tegen het hek dat achter ons, langs het kanaal loopt. Een hek van oerdegelijk, ijzersterk gaas heeft hem de weg versperd. In blinde angst is mijn ree er in volle vaart tegenaan gevlogen. Vluchten kan niet meer. Hij is helemaal op, totaal versleten. Hij leeft nog wel, maar staat te beven als een riet. Eén trillend hoopje ellende. Eén rillende brok stress. Hij durft geen poot meer te verzetten. Hij kan het ook niet. Hij is in shocktoestand. Ik kan het niet meer aanzien. Ik weet me geen raad. Hulpeloos kijk ik in het rond of er iemand is, die me helpen kan en wat zie ik daar? Ik geloof mijn eigen ogen niet. Zie ik daar nou een auto van de brandweer over de brug rijden? Ja warempel, het is een rode bestelwagen met Saupeurs Pompiers erop geschilderd. Hij buigt af en komt onze richting heen. Er springen drie mannen uit. Ze trekken dikke jassen en handschoenen aan. Pakken een net uit de auto, gooien dat over het hertje heen. Ze kunnen het nu gemakkelijk oppakken en het beestje laat zich zonder verder tegenstribbelen, achter in de auto zetten. De chef van de brandweer pleegt telefonisch overleg met de plaatselijke jagersvereniging en krijgt het advies met de ree naar een bosrijk gebied te rijden en hem daar los te laten. Dat gaan ze doen en terwijl ik in mijn eentje achter blijf, hoop ik vurig dat mijn hert nog lang en gelukkig in de vrije natuur zal mogen leven.


Geen opmerkingen: