Welkom op de weblog van .... M S D I R K D E G R O O T....


zondag 25 mei 2008

DIRK IN STOOM



Marco Westland, een van de koorleden van de Kleine Jantjes en ook betrokken bij de organisatie van Dordt in Stoom, had op een repetitie gevraagd, of er nog een paar schippers waren, die mee wilden doen met de Vlootschouw bij de opening van dit stoomevenement.
Ik heb me onmiddellijk opgegeven om mee te varen . In de eerste plaats leek het me geweldig leuk mee te kunnen doen met je eigen schip. In de tweede plaats was ik erg benieuwd hoe het er tijdens Dordt in Stoom tegenwoordig aan toe gaat. Ik ben er minstens tien jaar niet bij geweest, omdat ik dan al de lange reis op was, naar Frankrijk.

Welnu, ik heb er geen seconde spijt van gehad. Het meevaren met de Vlootschouw was werkelijk een geweldige sensatie, die ik niet graag had willen missen!

We hadden een leuk ploegje vrienden aan boord. Er was voldoende proviand voor een overwintering en voor dorstige kelen waren er ook meer dan voldoende smeermiddelen in alle soorten en smaken!

We moesten voor half zeven de Nieuwe Haven uit zijn, want tijdens de parade was de Engelburgerbrug gestremd. Dat kwam goed uit, want nu hadden we de gelegenheid om op ons gemakkie een voorproefje te nemen van wat ons te wachten stond. Zo dobberden we heel kalm langs het hele parade-traject en genoten van de indrukwekkende,fantastische en alom aanwezige bedrijvigheid. Zowel te water als op de kades. Eén krioelende massa. En niet te vergeten de geuren uit vervlogen tijden. De reuk van stoom en damp en brandende steenkool. Ik herinner ze nog uit de tijd, dat ik als kleuter met mijn ouders mee voer op onze stoomsleepboot de Cornelis Adrianus.

En daarna de show zelf! Een onbeschrijfelijke ervaring. Deel te zijn van een reusachtige, kakelbonte, deinende optocht van alle mogelijke soorten schepen. Vletten van de scouting, zalmschouwen, tot recreatie vaartuig omgebouwde klassieke beroepsschepen, motorboten, zeilschepen, grote en kleine jachten, sloepen, speedboten, sleepboten in allerlei variaties, een graan elevator op stoom, een stoom baggermolen, moderne vrachtschepen, patrouille vaartuigen van overheidsdiensten, al met al, te veel om op te noemen. En dit alles over een vernuftig aangelegde, zacht golvende boulevard op de Oude Maas. Met aan de ene kant tienduizenden enthousiaste toeschouwers op de wal en aan de andere kant tientallen feestelijk verlichte party schepen, ook in allerlei soorten en maten, afgeladen met bobo's, hoogwaardigheidsbekleders en speciale genodigden.
Deze vlootschouw was in één woord: Grandioos!

Kijk zelf maar eens naar de foto’s. De grote foto’s zijn gemaakt met een groothoeklens of zo, door Leo van Deene; de kleine foto’s heeft mijn broer Kees gemaakt.

En voor een professionele fotoreportage: klik hier



zondag 18 mei 2008

Wie verre reizen doet............ (deel 2)

Met de Dirk de Groot op herhaling

Hier volgt het tweede deel van m’n reisverslag uit 1996 . Het is gepubliceerd in het mei nummer van de Pikhaak, het clubblad van de KDR&ZV.



Weet U nog dat we toen, aan het eind van het vaarseizoen, met Harry Rutte bij ons aan boord, voor het eerst met de Dirk de Groot naar Parijs zijn gevaren? En dat we, na een geweldige vakantie in Parijs, op de terugweg een beetje pech hadden? Iets kolossaals in de schroef in het Canal van Saint Quentin, vlak voor de kleine tunnel? En hoe we toen, zonder roer en waarschijnlijk met slechts één schroefblad, al hotsend en botsend en schrapend en schurend, de boot meer dan twee kilometer met het handje hebben terug gesleept naar een weliswaar dun bevolkt, maar toch een stukje bewoonde wereld! Daar gaan we verder met ons verhaal.


WIE VERRE REIZEN DOET .......
(twee deel)

Door Wim de Wit
a/b Motortjalk Dirk de Groot

We vinden een plaatsje waar we fatsoenlijk vast kunnen maken op nog geen 100 meter van een Bar Tabac in een piepklein Frans dorpje, dat we bij het voorbij varen niet hebben kunnen zien door dichte bossages langs de waterkant. Vlakbij staat een telefooncel, die vanzelfsprekend defect is. Maar onze GSM doet het hier geluk­kig wel. Ik tele­foneer met m'n zoon in Holland en vraag hem uit te zoeken wie er op zaterdagmiddag dienst heeft bij mijn verzeke­ringsmaat­schappij

Nog geen tien minu­ten later krijg ik m'n verzekering aan de bel en leg ik uit wat er aan de hand is. Wat ben ik blij dat ik bij de vereniging 'Noord Nederland’ verzekerd ben. Een onderlinge maatschappij waar men echt van aanpakken weet. De persoon met wie ik spreek, later blijkt het de direc­teur te zijn, belooft me dat ik zo snel mogelijk zal worden terug gebeld door een duikersbedrijf uit Friesland. Hij denkt een dui­kersploeg te sturen die onze boot met wat nood­re­pa­raties weer vaarklaar kan maken, zodat wij op eigen kracht terug in Holland kunnen komen.

En ja hoor, binnen een kwartier krijgen we telefoon van Ko, eige­naar van een duik- en repara­tiebedrijf in Joure. Maandagmiddag 14.00 uur kan hij bij ons zijn. Jammer genoeg heeft hij dit weekend een karweitje voor Rijkswa­terstaat, anders zou hij zondag al gekomen zijn. Wat een geruststelling en wat een service! Maandag zal het alle­maal weer voor elkaar komen.
Intussen is er een inspecteur van de VNF (Franse Rijkswaterstaat) gearriveerd. Hij is door onze sluismeester op de hoogte gebracht en moet nu rap­port opmaken van het gebeurde. Als hij alles opgeschreven heeft, gaat hij er vandoor. Maar niet voor lang, want een uurtje later verschijnt hij weer op het toneel. Nu vergezeld van een complete duikers­ploeg. De VNF wil vaststellen wat er exact gebeurd is. Op de plaats des onheils heeft men niet veel hout zien drijven. Daarom zijn zij er nog niet zo van overtuigd dat er een stuk hout in onze schroef gekomen is. Het schijnt voorgekomen te zijn, dat er auto's in het kanaal zijn gereden waar­door schade is ontstaan aan passerende spitsen. Ze willen nu in elk geval het zekere voor het onzekere nemen en de kanaalbo­dem laten controleren door duikers.
Het kost heel wat moeite, maar tenslotte, na anderhalf uur, komt toch het com­pleet afgebroken roerblad boven water. Het is werkelijk een raadsel hoe de dikke as ervan finaal heeft kunnen afbre­ken.

Dit raadsel wordt spoedig opgelost als de duikers ook nog een onderzoek verrichten aan ons schip. Er zit een heel dik nylon touw in de schroef. De lus van dit touw is achter het roer­blad gekomen en met een door de schroef veroor­zaakte hevige ruk, is de roeras afgebroken. Volgens de Franse duikers hebben we gelukkig geen schade aan de schroef. Het is trouwens nog een heel karwei om het nylon touw los te pulliken en te peuteren; door de wrij­ving is het helemaal om de schroefas heen ge­smol­ten. Er moeten grote messen en zelfs een zaag aan te pas komen.
Als deze klus eindelijk geklaard is, drinken we met z'n allen een bor­rel­tje op de tot dusver redelijk goede afloop.

De rest van het weekend hebben we ons prima vermaakt. Er blijkt feest in ons dorpje te zijn en op zondag is er zelfs een hele uitgebreide vlooien­markt. Uit de hele omgeving komen de mensen er naar toe ge­stroomd om te proberen voor een habbe­krats een leuk hebbe-dingetje te be­machtigen of om een stukje kunst of kitsch op de kop te tikken. Er staan deze dagen meer kramen dan huizen in het dorp, er heerst een hartstikke gezel­lige, typische Franse sfeer en Louis de Funes zal er zich helemaal hebben thuis gevoeld. Wij ook trouwens.

Ko van ons duikersbedrijf in Joure, is met z'n werkvoorberei­ding bezig en hij belt ons nog een paar keer op, voor wat informatie. Omdat we het oude roerblad uit het kanaal hebben opgevist, is het niet moeilijk de juiste afmetin­gen door te geven voor het noodroer, dat hij zal gaan maken. Bovendien vertellen we hem hoe de roercon­struc­tie van ons schip er verder uit ziet. Tenslotte stelt Ko ons nogmaals gerust en verzekert ons dat we maandag weer zullen varen. Het oplos­sen van onze problemen is zijn speciali­teit.

En inderdaad, maandagmiddag klokslag twee uur, zien we een Nederlandse bestelbus onze kant opkomen. Ko heeft behalve z'n maat en een volledige duikersuitrusting, ook nog een compleet ingerichte werkplaats, een onderwa­ter-lasapparaat en zelfs een thermische lans meegebracht.
Ze gunnen zich nauwelijks tijd voor een bakkie en binnen tien minuten hebben de Friezen zich in het duikerpak gehesen en zijn ze onder en boven de waterlijn aan het lassen en branden met een gemak, alsof ons schip op de helling bij een werf ligt.
Van het in Holland gefabriceerde noodroer moet alleen een stukje afgebrand worden omdat wij niet doorgegeven hebben, dat er een halve tunnel boven onze schroef is aangebracht.
Maar voor de rest past alles precies en nog vóór zes uur is het hele karwei geklaard en hebben we met succes proef ge­draaid. Ko vertelt na afloop, dat het laswerk hem behoorlijk is tegenge­val­len en hij vermoedt dat dit door spanningsverlies komt. We hebben namelijk van een behulpzame buurman stroom mogen ge­bruiken, maar daar hebben we wel 150 meter snoer voor moeten uitrollen.
We steken onze dankbaarheid tegenover Ko en z'n maat niet onder stoelen of banken, nodigen ze vanzelfsprekend uit voor de maaltijd, maar ze weigeren pertinent. Ze willen zo snel mogelijk terug naar hun basis in Joure, want morgen hebben ze weer een flinke klus. Wat een kerels!
(De foto van dit houten roer slaat nergens op. Maar het is wel een mooi plaatje!)

De volgende middag om een uur of twee belt Ko ons op via de GSM om te vragen hoe het tot dusver gegaan is. We hebben niet veel te melden, want we hebben nog maar nauwelijks één kilome­ter afgelegd, door de korte tunnel en we liggen nu te wachten om met een stuk of vier spitsen, door de lange tunnel te worden gesleept. We hebben nog wel een verve­lend incident achter de rug in de kleine tunnel, maar dat heeft volgens ons niets met het roer te maken. Halverwege die 900 m lange tunnel constateren we namelijk, dat we geen buitenboordkoelwa­ter meer hebben en je kunt dan niet zomaar blijven doorvaren. We zetten dus direct de motor stop, laten het schip uitdrijven, vinden een boldertje waar we even aan vast kunnen knopen en proberen uit te vinden wat er aan de hand is. In de machineka­mer lijkt alles in orde, de zaak is nog niet oververhit, dus starten we de motor op­nieuw en zien een dikke straal koelwater tegen de tunnelwand spuiten. Vermoedelijk heeft er een plastic zak of iets derge­lijks voor de inlaat gezeten.
Ko is het met ons eens dat dit incident volkomen los staat van de problemen met het roer. Maar hij heeft ons nog wel iets anders te vertellen. In Holland heeft hij namelijk met de verzekeringsex­perts gesproken en verslag gedaan van zijn bevin­dingen. De deskundigen zijn er van overtuigd, dat het lassen zo moeilijk ging, omdat het materiaal van de as, gietijzer moet zijn geweest. Dat verklaart hoe de hele as heeft kunnen afbreken maar het betekent ook, dat de lassen die gisteren zijn gelegd, niet voor de volle hon­derd procent te ver­trouwen zijn. Tijdens de verdere terug­reis moeten we heel voorzichtig zijn met het roer en vooral heel regelmatig controle­ren of het nog wel goed op z'n plaats zit en of de lassen niet zijn gaan scheuren.
Erg gelukkig zijn we niet met die mededeling, want we weten, dat we nog wel een uurtje of 50 moeten draaien voor we terug zijn in onze thuishaven. Het is ook niet bepaald het gemakkelijkste traject van hier tot Dordrecht. Een tunnel van bijna 6 km, tientallen sluizen die we nog moeten passeren en de Zeeschelde, van Gent naar Antwerpen niet te vergeten. Die is altijd bezaaid met een enorme hoeveelheid kolossale stukken drijfhout, die schijnbaar eeuwigdurend, twee maal daags met het getij heen en weer drijven. Bovendien loopt er vaak een vliegende stroom en op sommige plaatsen ontstaan hele merkwaardige onderstromingen en neren, zodat je al je stuur­manskunst uit de kast moet halen om niet aan de grond te lopen. Met een onbetrouwbaar roer is dat heus geen kattenpis !

Een flinke herfststorm op het Volkerak of Hollands Diep onder deze omstandigheden is ook niet bepaald een prettig vooruitzicht. Maar we moeten verder en kunnen niet bij de pakken neer gaan zitten.
Het noodlot is ons verder op de trip gelukkig goed gezind. De weersomstandigheden blijven gunstig en we passeren de lange tunnel en alle sluizen zonder problemen. Alleen net voorbij Gent, beneden sluis Merelbeke, komen we plotsklaps in een potdichte mist . We zien geen hand voor ogen en moeten vastmaken aan de pijler van een brug en wachten tot het opklaart. Dit kost ons een paar uur extra, want halverwege de Zeeschelde krijgen we de volle stroom tegen. Ondanks de sterke getijstroom houdt het noodroer zich goed. Het Volkerak en het Hollands Diep liggen er zo glad als een biljartlaken bij. Zo komen we veilig terug in Dordrecht, waar het noodroer zal worden vervangen door een nieuw roer met een verbeterde construc­tie.
Wie verre reizen doet ......

Slotwoord:

Zoals ik al eerder heb gemeld, is Harry op 20 april 2008 overleden. Hij was samen met Ineke en de hondjes op vakantie in Spanje met de camper. Op 29 april is hij in Dordrecht onder overweldigende belangstelling begraven. Hij is 61 jaar geworden.Ik heb al geschreven, dat ik nog altijd de goede woorden niet kan vinden om mijn ontsteltenis tot uitdrukking te brengen! En nu, vier weken later, kan ik nog steeds bijna nergens anders aan denken. Vooral als ik bezig ben met het herschrijven van dit soort verhalen! Zal het verdriet echt gaan slijten?

woensdag 7 mei 2008

Wie verre reizen doet…………….

Met de Dirk de Groot op herhaling

Het eerste deel van dit verhaal heeft in de Pikhaak van april gestaan. Het tweede deel komt in de Pikhaak van mei.



Maar voor ik verder kan gaan met mijn relaas, moet ik U tot mijn grote verdriet melden, dat mijn goede vriend Harry Rutte 20 april 2008 op 61 jarige leeftijd is overleden. We zijn meer dan een half leven lang, kameraden geweest door dik en dun, in voor- en tegenspoed. Wij hebben wat je noemt nat en droog geschuurd. Hij was één van de geweldigste kerels, die ik ooit gekend heb. Een echt mens! Met Harry maakte je ook altijd de gekste dingen mee. Daar had hij een talent voor. Meestal was het lachen geblazen! Vandaar ook, dat in heel veel van mijn verhalen, Harry een heel prominente rol speelt. Ik zal hem vreselijk missen.
Ik denk dat bijna alle lezers van mijn website Harry wel gekend hebben. Zij zullen waarschijnlijk net als ik, met vertedering aan hem terug denken. Ik wens Ineke en de familie heel veel sterkte toe en uit eerbetoon aan Harry ga ik nu een verhaal vertellen uit de oude doos


Het heeft zich afgespeeld in 1996. We waren een heel stuk jonger en mobieltjes bestonden nog maar net! We hebben toen aan het eind van de zomer, nadat we al een paar maanden door Frankrijk hadden gezworven, nog een trip naar Parijs gemaakt. Voor ons was het de eerste keer, met onze eigen boot naar Paris!!! Harry Rutte was zowel op de heenreis als op de terugreis bij ons aan boord. Ineke is met de auto naar Parijs gekomen en daar hebben we bijna twee weken, een geweldige tijd gehad.
Maar……………, op de terugreis hadden we een beetje pech.

WIE VERRE REIZEN DOET .......
(eerste deel)

Door Wim de Wit
a/b Motortjalk Dirk de Groot

Het is zaterdagmorgen, eind van de maand september, we varen op het kanaal van St. Quentin in Noord-Frankrijk en zijn onderweg naar Nederland. Ter afsluiting van dit vaarsei­zoen, hebben we nog een tourtje naar Parijs ge­maakt. We hebben naar waarde genoten in de lichtstad! ­Het was schitterend ­weer en we zijn vastbesloten om dit volgend jaar nog eens dunnetjes over te doen. Nu zijn we al weer zes vaardagen op de terugreis.
Gisteren hadden we een beetje oponthoud. Er zat een scheurtje in een gasolieleiding. Maar met hulp van een vriendelijke monteur van de VNF (Franse Rijkswaterstaat), lukte het ons die middag nog, bij een garage in de buurt, het lekje dicht te lassen. Toch een paar uurtjes vertraging en omdat de sluizen niet meer draaiden, brachten we de nacht door aan een kade ietsje noordelijk van het stadje St. Quen­tin..
Vóór ons vertrek vanochtend, hebben we nog uitgebreid inkopen gedaan in de supermarkt vlak om de hoek. Nu zijn we op weg naar het befaamde souterrain. Daar word je met een soort prehistorische, elektrische kettingsleepboot, door een 5670 m lange tunnel getrokken. Twee keer per dag is er een 'afvaart'. 's Morgens ééntje en 's middags ééntje. Wij hopen de "toueur" van h 15.30 te kunnen halen.



Voor we op de verzamelplaats zijn, moeten we eerst nog vier sluisjes passeren en ook nog een tunnel van bijna een kilome­ter. Bij het uitvaren van de eerste sluis, horen we een dave­rende klap! Een knoert van een stuk hout in de schroef! In het schroefwater achter ons, zien we een verbrijzelde stronk boven komen drijven.
Zo te zien en zo te voelen, is er geen blijvende schade. Dus zetten we onze reis voort, zij het met behoorlijk bonzend hart. Het schutten door de volgende drie slui­zen gaat razend snel. Logisch, want er is geen andere scheepvaart te bekennen en de afmetingen van onze tjalk, zijn ideaal voor het passeren van de Franse sluisjes!


In de scherpe bocht, vlak voor de stoplichten van de kleine tunnel, gebeurt het. Gerammel alsof er alweer een stuk hout in de schroef zit. De bedieningshandel wordt onmiddellijk in neu­traal gezet, maar het schip behoudt natuurlijk z'n vaart. We proberen een heel klein beetje gas te geven, eerst vooruit, dan achter­uit. Het angstaanjagende gerammel blijft. Nog eens in z'n vooruit, nog eens is z'n achteruit. Een kei­harde knal. Wat is er aan de hand? Wat is er gebeurd? Wat kan dat zijn? Het gerammel is over, maar sturen kunnen we niet meer. Bovendien laat de schroef het afweten. Zowel in de vooruit als in de achteruit, hebben we nog nauwe­lijks stuwkracht. Gelukkig is er verder geen vaart op het kanaal, dus echte grote ongelukken kunnen er niet gebeuren. Het lijkt een eeuwigheid te duren voor we stil liggen, want een schip van bijna 50 ton blijft door z'n massa nog een hele tijd vaart houden. De Dirk de Groot schraapt piepend en knarsend langs de bakboord oever. Alleen wat verf­schade is het gevolg. Er zijn bijna nergens bolders. Toch lukt het ons uiteindelijk een touwtje aan de wal te krijgen.
Voor zover wij kunnen zien, hebben we ons hele roer verspeeld en de schroef moet zwaar beschadigd zijn. Waar­schijn­lijk is er een blad afgebroken. Misschien wel twee! Het schip is echt niet voor­uit te branden.



En daar liggen we dan! Vlak voor de kleine tunnel in het kanaal van St. Quentin. In het troebele water van het 20 km lange 'bief de partage' (hoogste pand) van dit kanaal. Vóór ons uit twee tunnels en 17 slui­zen tot aan Cambrai. Achter ons 18 sluizen tot aan Chauny. Van God en alleman verla­ten, midden in de rimboe en in geen velden of wegen een leven­de ziel te be­speu­ren.
Gelukkig hebben we, vóór we uit Holland vertrokken, een GSM aangeschaft en daar hebben we op deze reis al een hoop gemak van gehad. Tot hiertoe heeft dat kleine apparaatje ons nooit in de steek gelaten. Dus probeer ik contact te krijgen met m'n zoon in Nederland om via hem een 'reddingsoperatie' in gang te zetten. Pech hebben, want op het mini-scherm van de GSM lees ik, dat we geen telefoonverbinding kunnen krij­gen. Is dat trouwens zo verwonderlijk, hier in de 'middle of no-whe­re'?
Goede raad is duur. Vriend Harry, steun en toeverlaat door dik en dun, (hij is gast bij ons aan boord), springt op de fiets en spurt langs het kanaal, over het jaagpad, terug naar de vorige sluis om de sluis­wachter te alarmeren. Ik verwacht dat er ergens in de buurt best een sleepbootje zal liggen, dat ons iettewat naar de bewoonde wereld kan slepen.
Als Harry wat later met de sluismeester bij ons terugkomt, begrijpen we, dat we de hoop op sleepboothulp maar direct moeten opge­ven. In deze hoek van Frankrijk kun je dat wel vergeten. Maar wat kunnen we dan in vredesnaam doen? We kunnen toch moeilijk als een soort Barendz en Van Heemskerck destijds op Nova Zembla, hier blijven overwin­teren? Harry weet de oplossing, zoals zo vaak. Het zal om de drommel niet meeval­len, maar we hebben geen andere keus: We zullen de boot met het handje moeten terug slepen over een tra­ject van bijna twee kilo­meter! Er zit niets anders op!
Op de plaats waar we liggen, is het kanaal te smal om te draaien. We moeten ­dus achter­uit varen, letter­lijk en fi­guurlijk overstuur. Daar gaan we dan, Harry en ik, allebei op de wal, ieder met een touw. Harry aan de voor­kant, ik aan de achter­kant. En maar trekken en maar trek­ken. We vallen in greppels die door het kreupel­hout onzicht­baar zijn geworden, we strui­kelen over boom­wortels en braam­strui­ken als twee laveloze jagers zonder jaagpad en zonder paard, maar toch, langzaam, heel langzaam komt er vaart in het schip. De motor draait, maar staat in neutraal. Mijn vrouw Emma, is aan boord gebleven. Sturen kunnen we niet en we weten niet precies wat er gebeuren zal. Toch moeten we kost wat het kost de boot zo goed mogelijk van de kant af houden. Tevens moeten we, als het nodig is, de vaart uit het schip zien te halen door ach­teruit te slaan. Dat zal niet meevallen met vermoedelijk nog maar één blad aan de schroef.
Emma moet dus maar handelen naar bevinden en doen wat ze nodig acht. Daar hebben we overigens het volste vertrouwen in. Zij vaart al zo veel jaren mee als matroos en niemand weet beter dan zij, hoe onze tjalk zich gedraagt. Ook nu weer voelt ze feil­loos aan wat er moet gebeuren. Als het schip bijna tegen de kant aan zit, staat zij al precies op de goede plaats met een grote ronde stootwil klaar. En telkens als de stootbal de wal raakt, lijkt het of we worden gelanceerd, want door de vaart en het gewicht van het schip, werkt die stootbal als een gigantische kata­pult.
En jawel hoor, hotsend en botsend en stuiterend van de ene naar de andere oever van het kanaal, maken we langzaam vorde­ringen. Het gebeurt zelfs een keer, als het kanaal iets breder is, dat de tjalk zo'n geweldige optater krijgt van die katapult, dat ie vanzelf rond gaat, zodat wij daarna aan een vooruit- in plaats van een achter uit varend schip lopen te trekken.
We vinden een plaatsje waar we fatsoenlijk vast kunnen maken op nog geen 100 meter van een Bar Tabac in een piepklein Frans dorpje, dat we bij het voorbij varen niet hebben kunnen zien door dichte bossages langs de waterkant. Vlakbij staat een telefooncel, die vanzelfsprekend defect is. Maar onze GSM doet het hier geluk­kig wel. Ik tele­foneer met m'n zoon in Holland en vraag hem uit te zoeken wie er op zaterdagmiddag dienst heeft bij mijn verzeke­ringsmaat­schappij.

Jammergenoeg moeten we het verhaal hier onderbreken om nog wat ruimte in deze Pikhaak over te laten voor andere zaken. Zal het ons lukken ooit nog eens terug te komen in ons geliefde Vaderland? We zijn benieuwd.
Nog even geduld. In de volgende Pikhaak gaan we verder met ons verslag.

Harry Rutte overleden

Op 20 april 2008 is mijn grote vriend Harry Rutte overleden. Hij was samen met Ineke en de hondjes op vakantie in Spanje met de camper. Op 29 april is hij in Dordrecht onder overweldigende belangstelling begraven. Hij is 61 jaar geworden.


Ik kan nog steeds de goede woorden niet vinden om mijn ontsteltenis tot uitdrukking te brengen! En ook bij Ineke en de familie sta ik al die tijd al met een mond vol tanden!


Er is één schrale troost! Harry heeft ondanks zijn ziekte, naar waarde van het leven genoten. Ik ga proberen zijn voorbeeld te volgen.
Wat zal ik Harry missen!


Wim