Welkom op de weblog van .... M S D I R K D E G R O O T....


zondag 18 mei 2008

Wie verre reizen doet............ (deel 2)

Met de Dirk de Groot op herhaling

Hier volgt het tweede deel van m’n reisverslag uit 1996 . Het is gepubliceerd in het mei nummer van de Pikhaak, het clubblad van de KDR&ZV.



Weet U nog dat we toen, aan het eind van het vaarseizoen, met Harry Rutte bij ons aan boord, voor het eerst met de Dirk de Groot naar Parijs zijn gevaren? En dat we, na een geweldige vakantie in Parijs, op de terugweg een beetje pech hadden? Iets kolossaals in de schroef in het Canal van Saint Quentin, vlak voor de kleine tunnel? En hoe we toen, zonder roer en waarschijnlijk met slechts één schroefblad, al hotsend en botsend en schrapend en schurend, de boot meer dan twee kilometer met het handje hebben terug gesleept naar een weliswaar dun bevolkt, maar toch een stukje bewoonde wereld! Daar gaan we verder met ons verhaal.


WIE VERRE REIZEN DOET .......
(twee deel)

Door Wim de Wit
a/b Motortjalk Dirk de Groot

We vinden een plaatsje waar we fatsoenlijk vast kunnen maken op nog geen 100 meter van een Bar Tabac in een piepklein Frans dorpje, dat we bij het voorbij varen niet hebben kunnen zien door dichte bossages langs de waterkant. Vlakbij staat een telefooncel, die vanzelfsprekend defect is. Maar onze GSM doet het hier geluk­kig wel. Ik tele­foneer met m'n zoon in Holland en vraag hem uit te zoeken wie er op zaterdagmiddag dienst heeft bij mijn verzeke­ringsmaat­schappij

Nog geen tien minu­ten later krijg ik m'n verzekering aan de bel en leg ik uit wat er aan de hand is. Wat ben ik blij dat ik bij de vereniging 'Noord Nederland’ verzekerd ben. Een onderlinge maatschappij waar men echt van aanpakken weet. De persoon met wie ik spreek, later blijkt het de direc­teur te zijn, belooft me dat ik zo snel mogelijk zal worden terug gebeld door een duikersbedrijf uit Friesland. Hij denkt een dui­kersploeg te sturen die onze boot met wat nood­re­pa­raties weer vaarklaar kan maken, zodat wij op eigen kracht terug in Holland kunnen komen.

En ja hoor, binnen een kwartier krijgen we telefoon van Ko, eige­naar van een duik- en repara­tiebedrijf in Joure. Maandagmiddag 14.00 uur kan hij bij ons zijn. Jammer genoeg heeft hij dit weekend een karweitje voor Rijkswa­terstaat, anders zou hij zondag al gekomen zijn. Wat een geruststelling en wat een service! Maandag zal het alle­maal weer voor elkaar komen.
Intussen is er een inspecteur van de VNF (Franse Rijkswaterstaat) gearriveerd. Hij is door onze sluismeester op de hoogte gebracht en moet nu rap­port opmaken van het gebeurde. Als hij alles opgeschreven heeft, gaat hij er vandoor. Maar niet voor lang, want een uurtje later verschijnt hij weer op het toneel. Nu vergezeld van een complete duikers­ploeg. De VNF wil vaststellen wat er exact gebeurd is. Op de plaats des onheils heeft men niet veel hout zien drijven. Daarom zijn zij er nog niet zo van overtuigd dat er een stuk hout in onze schroef gekomen is. Het schijnt voorgekomen te zijn, dat er auto's in het kanaal zijn gereden waar­door schade is ontstaan aan passerende spitsen. Ze willen nu in elk geval het zekere voor het onzekere nemen en de kanaalbo­dem laten controleren door duikers.
Het kost heel wat moeite, maar tenslotte, na anderhalf uur, komt toch het com­pleet afgebroken roerblad boven water. Het is werkelijk een raadsel hoe de dikke as ervan finaal heeft kunnen afbre­ken.

Dit raadsel wordt spoedig opgelost als de duikers ook nog een onderzoek verrichten aan ons schip. Er zit een heel dik nylon touw in de schroef. De lus van dit touw is achter het roer­blad gekomen en met een door de schroef veroor­zaakte hevige ruk, is de roeras afgebroken. Volgens de Franse duikers hebben we gelukkig geen schade aan de schroef. Het is trouwens nog een heel karwei om het nylon touw los te pulliken en te peuteren; door de wrij­ving is het helemaal om de schroefas heen ge­smol­ten. Er moeten grote messen en zelfs een zaag aan te pas komen.
Als deze klus eindelijk geklaard is, drinken we met z'n allen een bor­rel­tje op de tot dusver redelijk goede afloop.

De rest van het weekend hebben we ons prima vermaakt. Er blijkt feest in ons dorpje te zijn en op zondag is er zelfs een hele uitgebreide vlooien­markt. Uit de hele omgeving komen de mensen er naar toe ge­stroomd om te proberen voor een habbe­krats een leuk hebbe-dingetje te be­machtigen of om een stukje kunst of kitsch op de kop te tikken. Er staan deze dagen meer kramen dan huizen in het dorp, er heerst een hartstikke gezel­lige, typische Franse sfeer en Louis de Funes zal er zich helemaal hebben thuis gevoeld. Wij ook trouwens.

Ko van ons duikersbedrijf in Joure, is met z'n werkvoorberei­ding bezig en hij belt ons nog een paar keer op, voor wat informatie. Omdat we het oude roerblad uit het kanaal hebben opgevist, is het niet moeilijk de juiste afmetin­gen door te geven voor het noodroer, dat hij zal gaan maken. Bovendien vertellen we hem hoe de roercon­struc­tie van ons schip er verder uit ziet. Tenslotte stelt Ko ons nogmaals gerust en verzekert ons dat we maandag weer zullen varen. Het oplos­sen van onze problemen is zijn speciali­teit.

En inderdaad, maandagmiddag klokslag twee uur, zien we een Nederlandse bestelbus onze kant opkomen. Ko heeft behalve z'n maat en een volledige duikersuitrusting, ook nog een compleet ingerichte werkplaats, een onderwa­ter-lasapparaat en zelfs een thermische lans meegebracht.
Ze gunnen zich nauwelijks tijd voor een bakkie en binnen tien minuten hebben de Friezen zich in het duikerpak gehesen en zijn ze onder en boven de waterlijn aan het lassen en branden met een gemak, alsof ons schip op de helling bij een werf ligt.
Van het in Holland gefabriceerde noodroer moet alleen een stukje afgebrand worden omdat wij niet doorgegeven hebben, dat er een halve tunnel boven onze schroef is aangebracht.
Maar voor de rest past alles precies en nog vóór zes uur is het hele karwei geklaard en hebben we met succes proef ge­draaid. Ko vertelt na afloop, dat het laswerk hem behoorlijk is tegenge­val­len en hij vermoedt dat dit door spanningsverlies komt. We hebben namelijk van een behulpzame buurman stroom mogen ge­bruiken, maar daar hebben we wel 150 meter snoer voor moeten uitrollen.
We steken onze dankbaarheid tegenover Ko en z'n maat niet onder stoelen of banken, nodigen ze vanzelfsprekend uit voor de maaltijd, maar ze weigeren pertinent. Ze willen zo snel mogelijk terug naar hun basis in Joure, want morgen hebben ze weer een flinke klus. Wat een kerels!
(De foto van dit houten roer slaat nergens op. Maar het is wel een mooi plaatje!)

De volgende middag om een uur of twee belt Ko ons op via de GSM om te vragen hoe het tot dusver gegaan is. We hebben niet veel te melden, want we hebben nog maar nauwelijks één kilome­ter afgelegd, door de korte tunnel en we liggen nu te wachten om met een stuk of vier spitsen, door de lange tunnel te worden gesleept. We hebben nog wel een verve­lend incident achter de rug in de kleine tunnel, maar dat heeft volgens ons niets met het roer te maken. Halverwege die 900 m lange tunnel constateren we namelijk, dat we geen buitenboordkoelwa­ter meer hebben en je kunt dan niet zomaar blijven doorvaren. We zetten dus direct de motor stop, laten het schip uitdrijven, vinden een boldertje waar we even aan vast kunnen knopen en proberen uit te vinden wat er aan de hand is. In de machineka­mer lijkt alles in orde, de zaak is nog niet oververhit, dus starten we de motor op­nieuw en zien een dikke straal koelwater tegen de tunnelwand spuiten. Vermoedelijk heeft er een plastic zak of iets derge­lijks voor de inlaat gezeten.
Ko is het met ons eens dat dit incident volkomen los staat van de problemen met het roer. Maar hij heeft ons nog wel iets anders te vertellen. In Holland heeft hij namelijk met de verzekeringsex­perts gesproken en verslag gedaan van zijn bevin­dingen. De deskundigen zijn er van overtuigd, dat het lassen zo moeilijk ging, omdat het materiaal van de as, gietijzer moet zijn geweest. Dat verklaart hoe de hele as heeft kunnen afbreken maar het betekent ook, dat de lassen die gisteren zijn gelegd, niet voor de volle hon­derd procent te ver­trouwen zijn. Tijdens de verdere terug­reis moeten we heel voorzichtig zijn met het roer en vooral heel regelmatig controle­ren of het nog wel goed op z'n plaats zit en of de lassen niet zijn gaan scheuren.
Erg gelukkig zijn we niet met die mededeling, want we weten, dat we nog wel een uurtje of 50 moeten draaien voor we terug zijn in onze thuishaven. Het is ook niet bepaald het gemakkelijkste traject van hier tot Dordrecht. Een tunnel van bijna 6 km, tientallen sluizen die we nog moeten passeren en de Zeeschelde, van Gent naar Antwerpen niet te vergeten. Die is altijd bezaaid met een enorme hoeveelheid kolossale stukken drijfhout, die schijnbaar eeuwigdurend, twee maal daags met het getij heen en weer drijven. Bovendien loopt er vaak een vliegende stroom en op sommige plaatsen ontstaan hele merkwaardige onderstromingen en neren, zodat je al je stuur­manskunst uit de kast moet halen om niet aan de grond te lopen. Met een onbetrouwbaar roer is dat heus geen kattenpis !

Een flinke herfststorm op het Volkerak of Hollands Diep onder deze omstandigheden is ook niet bepaald een prettig vooruitzicht. Maar we moeten verder en kunnen niet bij de pakken neer gaan zitten.
Het noodlot is ons verder op de trip gelukkig goed gezind. De weersomstandigheden blijven gunstig en we passeren de lange tunnel en alle sluizen zonder problemen. Alleen net voorbij Gent, beneden sluis Merelbeke, komen we plotsklaps in een potdichte mist . We zien geen hand voor ogen en moeten vastmaken aan de pijler van een brug en wachten tot het opklaart. Dit kost ons een paar uur extra, want halverwege de Zeeschelde krijgen we de volle stroom tegen. Ondanks de sterke getijstroom houdt het noodroer zich goed. Het Volkerak en het Hollands Diep liggen er zo glad als een biljartlaken bij. Zo komen we veilig terug in Dordrecht, waar het noodroer zal worden vervangen door een nieuw roer met een verbeterde construc­tie.
Wie verre reizen doet ......

Slotwoord:

Zoals ik al eerder heb gemeld, is Harry op 20 april 2008 overleden. Hij was samen met Ineke en de hondjes op vakantie in Spanje met de camper. Op 29 april is hij in Dordrecht onder overweldigende belangstelling begraven. Hij is 61 jaar geworden.Ik heb al geschreven, dat ik nog altijd de goede woorden niet kan vinden om mijn ontsteltenis tot uitdrukking te brengen! En nu, vier weken later, kan ik nog steeds bijna nergens anders aan denken. Vooral als ik bezig ben met het herschrijven van dit soort verhalen! Zal het verdriet echt gaan slijten?

Geen opmerkingen: