Welkom op de weblog van .... M S D I R K D E G R O O T....


zondag 26 december 2010

De Kleine Jantjes oefenen Deze Zee

De Kleine Jantjes zijn altijd bezig hun repertoire uit te breiden. De laatste weken is er druk geoefend met het mooie lied van de zee, -Deze Zee- van Rob de Nijs.
We zijn nog niet helemaal waar we wezen moeten, maar heel in de verte begint het er al aardig op te lijken.
Om te zien hoe het uiteindelijk moet gaan worden:

Klik hier

Rondje Dordt met de fluisterboot


Rondje Dordt met de Fluisterboot. Ook wel eens leuk om mee te maken. Heel eenvoudig

door HIER TE KLIKKEN

Een snel rondje over het Canal de Nivernais



Het is wel lachen geblazen, als je op een twee Kerstdag achter je computertje gaat zitten en dan bij You Tube van hot naar her springt!!!! Ik heb dat nooit zo geweten, maar je vindt daar werkelijk van alles. En het blijft een wonder. Voor mijn favoriete Frankrijk trip, een rondje Canal de Nivernais, heb ik meer dan vier honderd vaaruren nodig! En bij You Tube? Twee klikken en 10 minuten. Ik geef toe, ze varen een beetje snel, maar toch …….. Om een indruk te krijgen:

Klik hier voor een filmpje over het Nivernais Kanaal

(Met dank aan de makers van de film)

----

zaterdag 25 december 2010

Dordt in Stoom 2010


Beter laat dan nooit! Toch nog een korte film-impressie over Dordt in Stoom 2010!

Om te starten: KLIK HIER

--

Dwars door Parijs


Altijd leuk als je in Parijs bent. Een tochtje dwars door de stad. Als je in de jachthaven ligt, ga je niet terug naar de Seine. Nee, je vaart rechtdoor, heel spannend, in Noordelijke richting, helemaal onder de Place de la Bastille door. Dan kom je op het Canal St. Martin met ontelbare bruggetjes en sluizen. Een harstikke leuke trip. Lijkt alsof je door Utrecht vaart, maar dan een beetje anders. (Voor foto's Klik hier)
Ik vond er op You Tube een leuk filmpje over. Maar helaas hebben ze dat filmpje weggehaald. In plaats daarvan vond ik een aardig filmpje van een toertje met de rondvaartboot over de Seine.
Ook best leuk om te zien.

De Rijn - zoals het was

Onlangs ontving ik een aardige foto-reportage met nostalgische plaatjes van hoe het vroeger was op De Rijn.Uit de tijd toen mijn vader daar zijn brood nog verdiende.
Wellicht leuk om er eens naar te kijken.

zaterdag 16 oktober 2010

De Waterfiets

DE WATERFIETS

Het zal in 1952 geweest zijn. Dus nog voor de watersnood. Jan en ik waren allebei negen en het werd hoog tijd dat we leerden zwemmen. Daarom hadden we van onze grootmoeder, een maand-abonnement en een leskaart voor het Sportfondsenbad gekregen.


Men werkte daar in het Sportfondsenbad met klasjes. In het eerste klasje moest je in het ondiepste ondiepe, met kurkjes op je rug, een beetje vertrouwd raken met het water. In het tweede klasje ging je een pietsje dieper en kreeg je er een plankje bij. Je zette je af tegen de wand van het zwembad en als je niet kapseisde, kon je heerlijk uitdrijven. Met het plankje als een soort stabilisatie vin, horizontaal recht voor je uit. Je had al snel door, dat als je meezwom met je benen, dat je dan nog veel verder kon drijven. Het leek wel alsof je vliegen kon. Als je daarna in het derde klasje terechtkwam, was het nog veel spannender. Je leerde dan ook, wat je met je armen moest doen, om niet steeds koppie-onder te gaan. Je oefende op de scheiding van het diepe en het ondiepe. Bij de ketting, zoals dat heette. Als jochie van negen kon je er in elk geval niet staan. Twee meter heen en dan weer gauw terug naar de kant. Loshandje! Nog steeds met kurkjes weliswaar, maar toch. Elk klasje duurde ongeveer een week, dus als je goed je best deed, kwam je na drie weken in het vierde klasje. Dan moest je het diepe in en ging je ook nog leren rugzwemmen en watertrappelen. Bij het rugzwemmen werden de kurkjes niet op je rug, maar op je buik gebonden. Dat was beter voor de stabiliteit. En het watertrappelen was helemaal iets bizars. Als je daar de slag nog niet van te pakken had, leek het wel of je verzoop. Je moest twee vingertjes boven water houden en dan zoiets als in je handen klappen maar dan met je voeten. Hoestend en proestend! Afschuwelijk! Bij mij heeft het vreselijk lang geduurd eer ik dat hoofdstuk watertrappelen onder de knie had. Eerlijk gezegd ben ik er nog steeds niet echt een ster in.
Jan was een neef van mij en daar was ik maar wat trots op. Want Jan had een fiets! Voor zijn verjaardag gekregen van zijn vader en moeder! En wat voor een fiets. Niet zo’n pietluttig doortrappertje met van die kleine autopedwieltjes. Nee, een echte kinderfiets voor grote kinderen. Hij was drie maatjes kleiner dan een normaal herenrijwiel en je kon, zelfs als je negen was, heel gemakkelijk bij de trappers. We hadden nog nooit zo’n mooi karretje gezien. Met heel veel chroom! Het stuur, de bel en de velgen fonkelden in het zonlicht. Verder was hij glimmend zwart gemoffeld. Een magistraal artiest had met vaste hand over het frame en over de spatborden een schitterende, kaarsrechte gouden bies geschilderd. Misschien was ik nog wel trotser op die tweewieler dan Jan zelf.

Jan en ik zaten bij elkaar op school. Op de Statenschool op de Voorstraat. Mijn neef woonde op Zwijndrecht en daarom kwam hij tussen de middag altijd bij ons thuis eten. Wij woonden vlak bij de pont naar Zwijndrecht, op het Blauwpoortsplein, in de woning boven wat tegenwoordig eetcafé de Passant heet. Lekker makkelijk dus en niet al te ver van school.

Op een dag, half in de maand april, gebeurt het. Bij de zwemles zitten we allebei in het derde klasje. Met een kurken gordeltje om, kunnen we ternauwernood een meter of twee zwemmen. Nadat we bij mij thuis gegeten hebben, zijn we nu op weg naar school. We fietsen over de Nieuwe Haven in de richting van het Vlak. Ik zit prinsheerlijk bij Jan achter op de bagagedrager. We rijden vlak langs de waterkant over het stukje rechts van de bomen. Tegenwoordig is dit het wandelpad van het Rondje Dordt. Als we net de Lange IJzerenbrug voorbij zijn, krijgt Jan opeens een bui van uitsloverij. Hij wil me waarschijnlijk bang maken en doet alsof hij tegen een boom gaat rijden. We wiebelen en slingeren vervaarlijk over het smalle paadje tussen de bomen en de rand van de kademuur. Een klein stukje gaat het nog goed, maar het moet verkeerd aflopen. Dat kan niet missen. Ik zie het al gebeuren. Een botsing met de volgende boom is onvermijdelijk. Sorry hoor, maar mij wordt het nu te link. Ik spring van de fiets af en geef daarmee, ongewild, nog een extra zetje! Binnen een tel knalt de fiets, bammm!!!!!!!… met de voorband tegen de boom. Het effect is verbijsterend. De band werkt als een soort katapult waardoor de fiets met Jan er nog op, als een raket, gelanceerd wordt. Voordat ik besef wat er gebeurt, belanden het rijwiel en z’n berijder met een mooie zwier, samen in de Nieuwe Haven. Tussen de wal en het vlot van de jachthaven. Godzijdank is de fiets niet op Jan terechtgekomen en godzijdank lagen de vlotten toen iets verder van de kant dan tegenwoordig. Hierdoor komt Jan ongedeerd in het water terecht. Hoewel hij pas in het derde zwemklasje zit en nog nooit met kleren aan gezwommen heeft, weet hij met veel moeite het vlot te bereiken en uit het water te klauteren. Het natte pak interesseert Jan geen barst. De kou voelt hij niet eens. Dat hij eruit ziet als een verzopen kat kan hem ook niet deren. Geen denken aan dat hij meteen naar mijn huis gaat om warme, droge kleren aan te trekken. Er is maar één ding waar mijn neef aan denken kan. Zijn fiets! Zijn mooie fiets! Zijn prachtige, schitterende fiets! Zijn fiets die hij nog maar zo kort geleden voor zijn verjaardag heeft gekregen en die nu …. ……… op de bodem van de Nieuwe Haven ligt!Ik leef vreselijk met hem mee. Ik heb het gevoel dat ik nooit meer zal kunnen lachen. Wat een ramp. Zo’n mooie kar. Weg, weg, voor altijd weg, voor eeuwig en altijd weg. Iets ergers kan ik me op dat moment niet voorstellen! Ik ben kapot! Helemaal leeg……


Maar gelukkig begint kort daarop m’n brein weer te werken en weet ik wat me te doen staat! De oplossing is vlakbij. In de Lange IJzerenbrugstraat. Ik loop een stukje terug, want net om de hoek, aan de rechterkant van het straatje, hangt een reddingsboei. Al jaren! In een groen geschilderde vitrine achter een glazen ruit. Daarin hangt niet alleen een reddingsboei, maar ook nog een heel lang touw met een dreg eraan. Met grote witgekalkte drukletters staat op het glas geschreven:

VOOR GEBRUIK RUIT STUK SLAAN

(MISBRUIK WORDT GESTRAFT!)


(Voor gebruik ruit stuk slaan. Eén van de grote jongens uit de buurt had tot grote hilariteit van ons allemaal, met witte verf een T voor het woord RUIT geschilderd en de I weggekrabd met een scheermesje. Dan stond er TRUT. Voor gebruik trut stuk slaan. Dat was nog eens lachen! Wat de kreet “Misbruik wordt gestraft” betreft, dat vonden we zo’n vreselijk dreigement, dat we het nooit in ons hoofd hebben durven halen om die ruit kapot te maken.)




Ik lees nog een keer wat er op de kast staat. Letter voor letter. Nu het er echt op aan komt, valt de ondeugende verminking van het woord RUIT me nauwelijks op. Het woord MISBRUIK destemeer. Wat nou misbruik? Als je zo’n mooie fiets kunt redden is dat toch geen misbruik? “Nee, geen misbruik”, beslis ik na een korte aarzeling. Vastberaden sla ik met de hak van m’n schoen de ruit aan diggelen. Voorzichtig haal ik het touw met de dreg uit de kast en kan de reddingsoperatie beginnen. We dreggen en dreggen en dreggen. Kennelijk is de fiets hevig zigzaggend dwarrelend naar beneden gezonken. Maar als we hem eindelijk aan de haak hebben geslagen, staat ie binnen de kortste keren op de wal. Niet te geloven! Hij is helemaal onbeschadigd. Zelfs het chroom glinstert nog! Er zit alleen hier en daar wat modder aan, maar dat mag de pret niet drukken. Wat een geluk voor Jan, dat hij zijn mooie fiets weer terug heeft. En wat een geluk voor mij, dat die fiets niet op de bodem van de haven is blijven liggen. Dan had ik hem later misschien wel eens in mijn schroef kunnen krijgen. Wat wil het toeval namelijk? Op het plekje waar Jan koppie onder ging, lig ik tegenwoordig zelf met mijn tjalk. Aan het vlot van de Koninklijke Dordrechtsche Roei- en Zeilvereeniging. Op de plaats waar ik nu, bijna een mensenleven later, deze anekdote op papier heb gezet.

......

dinsdag 8 juni 2010

De lange reis op!

De hele lijst met “things to do” is afgewerkt, we zijn er klaar voor en morgen vertrekken we voor de “lange reis”. We koersen maar weer richting Frankrijk met z’n 8000 km kanalen en rivieren en met z’n 8000 sluisjes! We zijn en blijven francofielen en voelen ons daar het meeste thuis. Het is alweer een flink aantal jaren geleden dat we in Parijs geweest zijn en het lijkt ons leuk om daar weer eens te gaan kijken. Misschien komen we er langs, misschien ook niet. We zien het wel.
..

donderdag 27 mei 2010

De Kleine Jantjes bij C. Steinweg-Handelsveem + Foto reportage

Woensdag 26 mei 2010 organiseerde C. Steinweg –Handelsveem uit Rotterdam een leuk dagje voor haar oud-medewerkers. (Gepensioneerden en vutters met hun partners). Er stond een rondvaart door de Rotterdamse havens op het programma met de Abel Tasman, het futuristisch vlaggenschip van de Spido-vloot. Ons Zeemanskoor De Kleine Jantjes was ook uitgenodigd mee te varen om te zorgen voor het amusementsgedeelte van het personeelsfeestje. Het is een geweldige dag geworden! Zowel voor de Oud-Steinweggers als voor de bemanning! Ook De Kleine Jantjes hebben naar waarde genoten! Kosten noch moeite waren gespaard. De happies en slokkies tot in de puntjes verzorgd. Alles met gulle hand geserveerd door een enthousiaste ploeg jonge medewerkers, waaraan je kon zien, dat zij het ook naar hun zin hadden.

Een heel interessante toer door de havens. Vooral voor de bootje-vaarders van de Kleine Jantjes. Die komen eigenlijk nooit met hun schepen in die spectaculaire Rotterdamse havens, omdat het verboden toegang is voor jachten. Zo konden wij nu ook eens een kijkje nemen in de Eemhaven, de Waalhaven en de Botlek. We zijn zelf helemaal door het Hartelkanaal gevaren, bijna tot in Hoek van Holland en daarna via het Beerkanaal over de Nieuwe Waterweg terug naar de Beatrixhaven. In één woord: GEWELDIG!

En het zingen? Het zingen was volgens mij ook een groot succes. We hebben heel vaak opgetreden, telkens drie à vier liedjes. Echt liedjes die de mensen pakken en al heel snel was het één groot feest! Aan het eind van de rit begon het zelfs wel een klein beetje op Carnaval te lijken. Ik weet zeker dat iedereen een geweldige dag heeft gehad! Wij van de Jantjes zeer zeker!
Men is zelfs met de pet rond gegaan om een fooitje voor ons in te zamelen. Er is echt een heel groot bedrag opgehaald! De Jantjes hebben dit bedrag geschonken aan Sportclub Redo, een sportvereniging voor verstandelijk gehandicapten. De Kleine Jantjes steunen Sportclub Redo al jaren en jaren. De bijdrage was van harte welkom. Dus Oud Steinweggers, mede namens de leden van de Redo: Hartelijk dank voor Uw bijdrage.
André Fransen heeft een massa foto’s van deze dag gemaakt en ik heb ze op het internet gezet.
Om die foto’s te bekijken KLIK HIER
..

maandag 29 maart 2010

GEEN STORM IN EEN GLAS WATER

Hier komt eindelijk weer eens een verhaaltje. Ik heb het geschreven voor ’t Lenteboekje 2010 van de ZD&O. (Zeilvereniging voor Dordrecht en Omstreken)



Geen storm in een glas water.
(Geschreven door Wim de Wit met adviezen van Piet de Wit)

Pasen 1985. Heel lang geleden dus, maar ik herinner het me nog als de dag van gisteren. Sinds een paar maanden ben ik eigenaar van mijn stoere vlet, de Emma Jacoba. Gekocht van Piet van den Heuvel. Onze Piet van den Heuvel! M’n broer Piet is ook enthousiast voor varen geworden en heeft onlangs een omgebouwde rietaak gekocht, de Maria Jannigje. Het is nog heel vroeg in het voorjaar en we hebben de dagen afgeteld om eindelijk met onze nieuwe schepen, samen de allereerste tocht te gaan maken. De meest erbarmelijke weersvoorspellingen kunnen ons niet tegenhouden. Wij gaan dat weekend De Linge op! Wat er ook gebeurt!
En we hebben het geweten! Baggerweer! Baggerweer! Baggerweer! Van ’s morgens vroeg tot ’s avonds laat. Storm en regen, in onvoorstelbare hoeveelheden. Het deert ons niet veel, want onder elkaar hebben we het hartstikke gezellig. Binnen is het droog. De kacheltjes branden lekker, eten en drinken in overvloed! Wat moet een mens nog meer. De dagen vliegen voorbij.
Tweede Paasdag zijn we op de terugreis en we moeten een poosje wachten voordat we door de Grote sluis in Gorinchem naar buiten kunnen schutten. Piet en ik wandelen naar de sluis om daar te gaan vragen hoe lang het nog gaat duren. Het stormt als de pest. We moeten onze petjes vasthouden, anders zijn we ze kwijt.


De sluiswachter begroet ons vriendelijk, maar geeft ons het advies om voorlopig nog maar even aan de binnenzijde van de sluis te blijven, want buiten, met windkracht 8 uit het zuidwesten, is het echt niet pluis! Ik vind het een goede raad en ben blij dat we even zijn kantoortje zijn binnengelopen. Maar Piet is het er niet helemaal mee eens. “Ach, kom op, wat kan er nou gebeuren op zo’n binnenwatertje” mompelt hij als we terug naar boord toe lopen. “Laten we maar doorvaren hoor. Anders zijn we zo laat thuis vanavond!” Ik geef geen tegengas. Ik heb weliswaar een paar jaar ervaring met jachtjes en Piet helemaal nul, maar daar staat tegenover dat hij zijn halve leven op zee gevaren heeft. Hij heeft lange tijd op een soort van lijndienst gezeten naar de Canadese Meren. Ontelbare keren is hij de Atlantische Oceaan overgestoken, vaak onder de meest barre omstandigheden. Dus als hij, mijn grote broer, het niet weet, wie weet het dan wel?
Zodoende starten we de motoren zodra de lichtjes van de sluis op groen springen. En inderdaad, bij het schutten is er nauwelijks iets aan de hand. Een beetje lastig afmeren met zo’n briesje! Meer niet.
Maar het is andere koek als we eenmaal buiten op de Merwede zijn. Naar mijn gevoel lopen er meters hoge rollers. We stampen en klatsen en patsen door de golven dat het een lieve lust is. Om de haverklap zien we geen hand voor ogen door het buiswater. We komen er achter dat onze luxe slingerruit, waar we zo trots op zijn, geen barst helpt. Mijn zoon Ronald is ook aan boord en we genieten met volle teugen. Wat een heerlijk gevoel! Ons schip kan er wel tegen! Het heeft jaren en jaren toen het nog een echte sleepvlet was, alle weersomstandigheden getrotseerd op de Zeeuwse Wateren bij de uitvoering van de Delta werken! Voor ons dus geen vuiltje aan de lucht. Maar hoe gaat het met broer Piet en zijn Maria Jannigje?

Die moeten zich door die zelfde hoge golven heen ploegen, maar bij hen aan boord liggen de zaken toch wel een beetje anders dan bij ons! De Maria Jannigje is een aak met een geheel platte bodem, met een diepgang van misschien maar 40 of 50cm. Daar moet je dus echt niet mee gaan rollen. Omkeren en terug naar de veilige Linge is dus geen optie. Ik zie Piet met een rooie kop krampachtig zijn stuurtje vasthouden. Zijn schip wordt telkens zo hoog opgelicht, dat de schroef boven water komt. Dochtertje Lies is niet te bekennen. Die blijkt in het achterkajuitje te zitten. Ze kan er niet uit, want de hele kuip staat vol met water. Alle verfblikken en potten met kwasten zijn omgevallen en rollen heen en weer door de stuurhut!
Gelukkig kon ik Piet zijn gedachten niet lezen. Ik ging er van uit dat hij zo’n rooie kop had, omdat hij, net als wij, ook vreselijk genoot van de sensatie van die hoge golven. Maar dat bleek niet het geval te zijn, achteraf! Piet was namelijk echt bang! En terecht! En ik had ook bang moeten zijn! Voor mezelf en voor mijn broer en onze vrouwen en kinderen. In de eerste plaats is het sowieso volstrekt onverantwoord om bij windkracht 8 voor je lol met een jachtje op de Merwede voor Gorinchem te gaan zitten. En in de tweede plaats was er iets wat Piet wel wist, maar ik toen nog helemaal niet. Piet was namelijk machinist. En die wist, dat als je zo ligt te slingeren met je scheepje, dat er dan een grote kans is, dat er rotzooi van de wanden van je brandstoftank los komt, waardoor je filters verstopt kunnen raken. We voeren voor het eerst met onze schepen en hadden nog nooit naar onze brandstoftanks gekeken. Ik was me gelukkig van dat gevaar in het geheel niet bewust. Ik heb me dat pas later gerealiseerd. Tijdens een cursus Motortechniek voor bootje-vaarders.
Enfin, al met al is ons avontuur goed afgelopen. We hebben geluk gehad en we kwamen wat je noemt, met de schrik vrij. Maar we hebben ons lesje wel geleerd. Eigenwijsheid hoort niet bij watersport en sla nooit adviezen van vaklui in de wind, want goede raad is duur!

zaterdag 27 februari 2010

half april naar Amsterdam

Een plaatje om alvast een beetje te wennen aan ons tripje
naar Amsterdam.
(Foto gemaakt door Ben Hessler)

zaterdag 9 januari 2010

De tragedie van de fietsen

Voorwoord



De tragedie van de fietsen heb ik opgeschreven aan het eind van het jaar 1997. Dat was het jaar waarin heel Nederland geschokt werd door het allereerste zinloze geweld. In Leeuwarden werd Meindert Tjoelker, een student die een avondje was wezen stappen , zomaar voor de lol door vier knullen doodgetrapt.
1997 was ook het jaar waarin Prinses Diana om het leven kwam bij een tragisch verkeersongeluk in Parijs. En het was ook het jaar, waarin de Dirk de Groot afschuwelijk geteisterd werd door fietsendieven, vandalen en ander soort gespuis.







In 1997 leefde ook Aai de Rover nog. Ik kende Aai al uit mijn kinderjaren. Hij was de groenteboer uit de Vleeshouwersstraat. Zijn vrouw dreef de winkel. Aai deed de ambulante handel. Kort na de oorlog, ik herinner het me nog goed, deed hij zijn handel met een groentekar waaronder een trekhond werd gebonden en die hond moest dan meehelpen om die kar te trekken. Al snel is hij overgestapt op paard en wagen, maar toen de zogenaamde ijzeren hond werd uitgevonden, was Aai één van de eersten, die zo’n ding kocht. Als stalling voor zijn vervoermiddelen en als opslagplaats voor zijn aardappelen etc. had hij aan de andere kant van de straat een pakhuisje. Toen hij met het groeteboeren was gestopt, heeft hij het pakhuisje gehouden. Hij is daar, deels als hobby en deels om een centje bij te verdienen, een nieuw bedrijfje begonnen. Hij haalde overal afgedankte fietsjes vandaan en die knapte hij dan op en verkocht ze voor prijsjes zo tussen de 80 en 150 gulden.
Het verhaal van de fietsen is al eerder gepubliceerd in het clubblad van onze Jachthaven en in het boekje van de ZD&O. Hier volgt de digitale versie.


++++



WAT EEN PECH, FIETS WEG





DORDRECHT
Van m'n broer heb ik een mooie mountain bike gekre­gen. Een juweeltje van een fiets, zo goed als nieuw. Zo'n modern ding met ik weet niet hoeveel versnel­lingen. In­drukwekkend om te zien, maar gevaar­lijk om mee te fietsen. Geen kettingkast, geen spatborden, geen ver­lichting en geen slot. Dus koop ik voor heel wat geld een slot, verlich­ting, spatborden en een ket­ting­kast.
Het is vroeg in het voorjaar en we liggen nog met onze tjalk, de DIRK DE GROOT, op ons vaste plekje in Dordrecht, in de Nieuwe Haven net voorbij de Lange IJzeren Brug.

Op een mooie lenteavond hebben we een barbecue bij vrienden in Dub­beldam. Het is daar reuze gezellig en als we, feitelijk tegen onze gewoonte in, in de kleine uur­tjes terug aan boord komen, wacht ons een akelige verrassing. ZE HEBBEN M'N FIETS GESTOLEN! Hij stond op ons eigen zijvlot met een ketting vastgemaakt aan het hekwerk. Het doorge­knipte slot ligt als een souvenir op ons te wachten. Van de dieven zelf geen spoor te beken­nen. Wat een pech, fiets weg.
Maar je kunt niet zonder fiets in de binnenstad van Dordrecht, dus wat doe je in zo'n geval? Je gaat naar onze plaatselijke hofleverancier van gebruikte fietsen, Aai de Rover in de Vleeshou­wers­straat en je koopt een mooi nieuw oud karre­tje. Een Fon­gers. Daar ben je vreselijk gelukkig mee en je voelt je als een kind, dat zojuist zijn eerste fiets gekregen heeft.


++++





MAASTRICHT
Een maandje later zijn we in Maastricht, Bourgondische hoofd­stad van Limburg. Een heerlijke plekje op deze aarde. Vooral om er met de boot te lig­gen. Midden in de stad, tussen twee bruggen, ligt een strek­dam, waar je prima kunt afme­ren. Naar het cen­trum wandel je in één minuut, maar als je wat meer van de stad en de streek wil zien, is een fiets onont­beer­lijk. De eerste dag ben ik in m'n uppie op m'n nieuwe oude brikje een rondje wezen maken. Het is een hele klus om het rijwiel weer terug aan boord te krijgen, want je moet hem een heel eind op je nek, langs een lastige, hoge draaitrap naar beneden sjou­wen. Daar heb ik vandaag geen zin in, want morgen wil ik ook nog wel een rondje maken. Dus wordt de Fon­gers met een dik kabelslot midden op de brug aan de leuning gekluis­terd. De volgende dag sjouw ik ook de fiets van moeder de vrouw naar boven en we maken samen een gezellig tourtje door de stad. Als we terug komen bij de boot, beslissen we, dat we de fiet­sen nog maar een nachtje boven op de brug laten staan. Dan kunnen we morgen nog een rondje maken. Helaas is het stoere kabelslot te kort om 2 fiet­sen èn een brugleu­ning te omspan­nen. Dus worden de fietsen normaal op slot gezet en daarna met het kabelslot aan elkaar gekoppeld als een Siamese tweeling.



Als ik de volgende morgen het hondje ga uitlaten, strui­kel ik bijna over een schroothoop van verwrongen wielen, stangen, sturen en bui­zen. Het blijken de restanten van onze fietsen te zijn. Ken­nelijk zijn ze door een krachtpatser, nog aan elkaar gekluisterd door het hangslot, samen over de brug­leuning heen, naar beneden gemieterd. Wonder boven wonder zijn ze niet in de Maas terechtgekomen, maar te pletter geslagen op het beton van de strek­dam. Wat een pech, fietsen weg.
Ze zijn allebei total loss en de rest van de dag ben ik bezig om van de twee wrakken één bruikbaar exem­plaar te maken. Het is al bijna donker, als er proefgereden kan worden. Er blijkt nog een gigantische slag in het ach­terwiel te zitten, waar ik nu pas achter kom. Jammer, want er is absoluut niets meer aan te doen. En wat doe je in zo'n geval? Je geeft de volgende dag de wrakken mee met de ophaal­dienst en als je terug bent in Dordt, ga je naar de Vlees­hou­wersstraat, naar Aai de Rover. Daar koop je een mooi nieuw oud karretje. Een Gazelle deze keer. Daar ben je vreselijk geluk­kig mee en je voelt je als een kind, dat zo­juist zijn eerste fiets gekregen heeft.


++++




REIMS
Intussen is het augustus geworden en het leven gaat verder. Gisteren is in Engeland Prinses Diana begraven en aan de andere kant van de wereld, in Calcutta, is Moeder Teresa overleden. Wij liggen met de boot in Frankrijk, in Reims, hoofdstad van de Champagne. Men beweert dat de kathedraal hier nog mooier is dan de Notre Dame in Parijs!
Reims heeft een echte jachthaven met prachtige steigers, drink­water en stroomaansluiting. Het is zelfs één van de weini­ge havens in Noord-Frankrijk waar je een hoop havengeld moet betalen. Dus moet het wel veilig zijn!
Het is zondagmorgen een uur of drie. We worden wakker door gerammel en gestommel op de steiger. Slaapdronken kom ik m'n kooi uit en zie op onze steiger, een vent die op en neer staat te springen alsof ie in de disco staat te housen.
Eerst denk ik dat het een baldadige jonge vent is op weg naar huis met een snee in z'n neus, maar lang­zaam dringt het tot me door, dat het een gozer is, die m'n fiets van het voordek af probeert te pikken. Hij is al een eind op weg, maar gelukkig blijft de trapper steken achter het potdeksel van de verschan­sing. Hij staat te rukken en te trekken maar krijgt de trapper niet los. Ik ben sowieso al niet zo'n vechtersbaas en zeker niet als het om een tweede hands fiets van 125,- gulden gaat. Voor zo'n bedrag wil ik het risico niet lopen, dat ik het kanaal word inge­sla­gen. In Leeu­warden worden mensen onder soortgelij­ke omstandig­heden dood­getrapt. Dus blijf ik veilig binnen staan en bulder met een grote knoop: "Blijf met je klauwen van m'n fiets af zak pa­tat." Daar is geen woord Frans bij, maar toch schrikt hij zich te pletter.
De dief veert overeind, de trapper schiet los van het pot­dek­sel, hij ver­liest zijn evenwicht en binnen een fractie van een seconde bungelt hij met beide benen tot aan zijn gulp in het water. In een flits is de bandiet weer overeind gekrab­beld. Hij kijkt mij verwilderd aan en omdat ik redelijk goed in Frans ben, kan ik zijn gedachten lezen. "Zodra die vent naar buiten komt, sla ik hem met één klap tot moes", staat op z'n gezicht geschreven. Een ge­waar­schuwd mens telt voor twee, dus houd ik de deur op slot en wacht af wat er verder zal gebeuren. Ook de fiets is geval­len en het stuur staat helemaal scheef. Ver­bijsterd moet ik toezien hoe die rot vent het voorwiel tussen zijn benen plaatst, heel vakkundig het stuur recht zet, zijn rech­terbeen over het zadel zwaait en wegfietst alsof het de nor­maalste zaak van de wereld is.
Als aan de grond genageld blijf ik achter. Wat een pech, fiets weg. En wat doe je dan in zo'n geval? Als je terug in Dordt bent, ga je naar de Vlees­hou­wersstraat, naar Aai de Rover. Daar koop je een mooi nieuw oud karretje. Een Benzo deze keer. Daar ben je vreselijk gelukkig mee en je voelt je als een kind, dat zo­juist zijn eerste fiets gekregen heeft.

++++



BREDA
De tijd vliegt en het is alweer oktober geworden. We maken ons laatste reisje dit jaar en liggen een weekend in Breda. De Benzo blijkt een geweldige kar. Zo'n echt ouderwets kwaliteitsproduct met extra grote, stevige wielen, met zo'n mooie zwarte kettingkast, een majestu­eus hoog stuur en een oer-degelijke terugtraprem.
Het zal me niet­ meer gebeu­ren dat ie gepikt wordt. Bij Half­ords heb ik onlangs een vreselijk duur en ijzer­sterk beugel­slot gekocht. Er hoort een kunststof klem bij, die je aan het frame van de fiets kunt vastmaken. Dan ligt het slot niet meer zo te rammelen op de bagagedrager als je aan het fietsen bent! Met een eenvou­dige klik, kan het slot in de klem worden opgehangen. Zo staat het tenminste in de ge­bruiksaanwij­zing. Jammer alleen dat het niet werkt. Je staat je rot te tobben als je het slot in die klem wil doen en het is nog lastiger, als je het slot er weer uit moet halen. Half­ords doet helemaal niet moei­lijk als ik langs kom; ze willen me zo mijn 50,- gulden terug geven, maar dan moet ik wel het reser­ve sleuteltje erbij inle­veren. Dat heb ik op dit moment niet bij me, maar geen punt, ik ga nog een paar dagen naar Breda en als we weer in Dordt zijn, lever ik het slot in en krijg ik volledig m'n geld terug.
Het weer zit niet erg mee in Breda. Een boel regen en een hoop wind. Van fietsen komt niet veel. Alleen even naar de markt met m'n maat. Hij is vol lof over het prachtige, robuuste slot dat onder de snelbinders op de bagagedrager ligt te blinken. Ik leg uit wat voor ellende-ding het in werkelijkheid is en als ik een demonstratie wil geven, horen we tot onze verbazing een klik en zit het slot muurvast in de klem en de klem zelf, muur­vast aan de fiets! Met geen mogelijkheid meer los te krijgen. Echt druk kan ik me er niet om maken, want ik moet over een paar dagen toch terug naar Halfords. Daar zal men wel een oplossing weten.
De DIRK DE GROOT ligt vlak voor de suikerfabriek, op de plek waar we in het voorjaar ook gelegen hebben tijdens de ope­ningstocht van onze vereniging. Het is een hele veili­ge, rustige plaats om de nacht door te brengen en we gaan die avond dan ook zorgeloos en rede­lijk bij­tijds de kooi in.
Wat kan hier nou gebeuren?

Een paar uur later, het is zondagmorgen 5 uur, geeft mijn vrouw Emmy, die wakker geworden is door gestommel op het voordek, me een por in m'n zij en roept tamelijk over­stuur: "Daar gaat je fiets weer!" Deze keer ben ik in een mum van tijd buiten, want ik ben een stuk stoutmoediger geworden. Ik heb namelijk een afschrikwek­kend alarmpistool aange­schaft, waarmee ik alle dieven van de wereld de stuipen op het lijf zal jagen! Zij zullen het wel laten om met hun poten aan m'n fiets te komen. Gelukkig be­moeit ook Tobbe de hond zich er deze keer mee. Als een bezete­ne stormt hij naar het voordek en gaat tekeer alsof hij een Doberman is in plaats van een teckel­.


Helaas is alles echter tevergeefs geweest, want de dieven zijn sneller dan het geluid en zijn in geen velden of wegen meer te bekennen. Het moet een kop­peltje geweest zijn, dat er speciaal op uit is, dat rits rats de fiets van boord heeft gepakt en hem in een gereed­staande bestelauto heeft ge­stopt. Ik heb de dieven niet gezien, ik heb zelfs hun auto niet gezien, zo vlug heeft het zich allemaal afgespeeld. Wat een pech, fiets weg. Maar niet alleen de Benzo, óók het mooie dege­lijke beu­gel­slot waarmee de fiets onverbre­kelijk aan de anker­lier geketend had moeten zitten. Dat was helaas niet gelukt, omdat het slot klem zat in haar eigen klem. Een beu­gelslot boven­dien, waar de firma Half­ords me na het weekend 50,- gulden voor zou terug beta­len.
En wat doe je dan in zo'n geval? U raadt het al. Als je terug bent in Dor­drecht, dan ga je naar de Vleeshouwersstraat, naar Aai de Rover en daar koop je een mooi, nieuw, oud karretje. Deze keer is het een echte Locomotief. Daar ben je vreselijk geluk­kig mee en je voelt je als een kind, dat zojuist z'n eerste fiets gekregen heeft. Zolang ik hem nog heb, is ie te be­zich­tigen. Hij staat, veilig achter slot en grendel, in het fiet­senhok van het club­huis van de Konink­lijke Dor­drecht­sche Roei- en Zeilvereeni­ging. Als U belangstelling hebt, wil de haven­meester graag even met U meelopen om 'm aan te wijzen. Het is die mooie grijze Locomo­tief met trom­melrem­men, met een buiten­model koplamp en met een zwarte ketting­kast. Er zit ook een sticker opge­plakt van ons zeemanskoor "De Kleine Jantjes".
Het is de moeite waard er naar te komen kijken nu het nog kan. Niet alleen een normaal slot moet diefstal voorkomen, er zit ook nog een heel dik, volgens de deskundigen niet door te knip­pen kabelslot op, waarmee het voorwiel aan het frame zit vast gekoppeld zodat je onmogelijk kunt sturen.
Logisch dus, dat Aai de Rover al een paar keer aan me gevraagd heeft, wanneer ik weer op reis ga met de boot.

++++