

Ik denk dat bijna alle lezers van mijn website Harry wel gekend hebben. Zij zullen waarschijnlijk net als ik, met vertedering aan hem terug denken. Ik wens Ineke en de familie heel veel sterkte toe en uit eerbetoon aan Harry ga ik nu een verhaal vertellen uit de oude doos
Het heeft zich afgespeeld in 1996. We waren een heel stuk jonger en mobieltjes bestonden nog maar net! We hebben toen aan het eind van de zomer, nadat we al een paar maanden door Frankrijk hadden gezworven, nog een trip naar Parijs gemaakt. Voor ons was het de eerste keer, met onze eigen boot naar Paris!!! Harry Rutte was zowel op de heenreis als op de terugreis bij ons aan boord. Ineke is met de auto naar Parijs gekomen en daar hebben we bijna twee weken, een geweldige tijd gehad.
Maar……………, op de terugreis hadden we een beetje pech.
WIE VERRE REIZEN DOET .......
(eerste deel)
Door Wim de Wit
a/b Motortjalk Dirk de Groot

Gisteren hadden we een beetje oponthoud. Er zat een scheurtje in een gasolieleiding. Maar met hulp van een vriendelijke monteur van de VNF (Franse Rijkswaterstaat), lukte het ons die middag nog, bij een garage in de buurt, het lekje dicht te lassen. Toch een paar uurtjes vertraging en omdat de sluizen niet meer draaiden, brachten we de nacht door aan een kade ietsje noordelijk van het stadje St. Quentin..

Voor we op de verzamelplaats zijn, moeten we eerst nog vier sluisjes passeren en ook nog een tunnel van bijna een kilometer. Bij het uitvaren van de eerste sluis, horen we een daverende klap! Een knoert van een stuk hout in de schroef! In het schroefwater achter ons, zien we een verbrijzelde stronk boven komen drijven.
Zo te zien en zo te voelen, is er geen blijvende schade. Dus zetten we onze reis voort, zij het met behoorlijk bonzend hart. Het schutten door de volgende drie sluizen gaat razend snel. Logisch, want er is geen andere scheepvaart te bekennen en de afmetingen van onze tjalk, zijn ideaal voor het passeren van de Franse sluisjes!

Voor zover wij kunnen zien, hebben we ons hele roer verspeeld en de schroef moet zwaar beschadigd zijn. Waarschijnlijk is er een blad afgebroken. Misschien wel twee! Het schip is echt niet vooruit te branden.

Gelukkig hebben we, vóór we uit Holland vertrokken, een GSM aangeschaft en daar hebben we op deze reis al een hoop gemak van gehad. Tot hiertoe heeft dat kleine apparaatje ons nooit in de steek gelaten. Dus probeer ik contact te krijgen met m'n zoon in Nederland om via hem een 'reddingsoperatie' in gang te zetten. Pech hebben, want op het mini-scherm van de GSM lees ik, dat we geen telefoonverbinding kunnen krijgen. Is dat trouwens zo verwonderlijk, hier in de 'middle of no-where'?
Goede raad is duur. Vriend Harry, steun en toeverlaat door dik en dun, (hij is gast bij ons aan boord), springt op de fiets en spurt langs het kanaal, over het jaagpad, terug naar de vorige sluis om de sluiswachter te alarmeren. Ik verwacht dat er ergens in de buurt best een sleepbootje zal liggen, dat ons iettewat naar de bewoonde wereld kan slepen.
Als Harry wat later met de sluismeester bij ons terugkomt, begrijpen we, dat we de hoop op sleepboothulp maar direct moeten opgeven. In deze hoek van Frankrijk kun je dat wel vergeten. Maar wat kunnen we dan in vredesnaam doen? We kunnen toch moeilijk als een soort Barendz en Van Heemskerck destijds op Nova Zembla, hier blijven overwinteren? Harry weet de oplossing, zoals zo vaak. Het zal om de drommel niet meevallen, maar we hebben geen andere keus: We zullen de boot met het handje moeten terug slepen over een traject van bijna twee kilometer! Er zit niets anders op!
Op de plaats waar we liggen, is het kanaal te smal om te draaien. We moeten dus achteruit varen, letterlijk en figuurlijk overstuur. Daar gaan we dan, Harry en ik, allebei op de wal, ieder met een touw. Harry aan de voorkant, ik aan de achterkant. En maar trekken en maar trekken. We vallen in greppels die door het kreupelhout onzichtbaar zijn geworden, we struikelen over boomwortels en braamstruiken als twee laveloze jagers zonder jaagpad en zonder paard, maar toch, langzaam, heel langzaam komt er vaart in het schip. De motor draait, maar staat in neutraal. Mijn vrouw Emma, is aan boord gebleven. Sturen kunnen we niet en we weten niet precies wat er gebeuren zal. Toch moeten we kost wat het kost de boot zo goed mogelijk van de kant af houden. Tevens moeten we, als het nodig is, de vaart uit het schip zien te halen door achteruit te slaan. Dat zal niet meevallen met vermoedelijk nog maar één blad aan de schroef.
Emma moet dus maar handelen naar bevinden en doen wat ze nodig acht. Daar hebben we overigens het volste vertrouwen

En jawel hoor, hotsend en botsend en stuiterend van de ene naar de andere oever van het kanaal, maken we langzaam vorderingen. Het gebeurt zelfs een keer, als het kanaal iets breder is, dat de tjalk zo'n geweldige optater krijgt van die katapult, dat ie vanzelf rond gaat, zodat wij daarna aan een vooruit- in plaats van een achter uit varend schip lopen te trekken.
We vinden een plaatsje waar we fatsoenlijk vast kunnen maken op nog geen 100 meter van een Bar Tabac in een piepklein Frans dorpje, dat we bij het voorbij varen niet hebben kunnen zien door dichte bossages langs de waterkant. Vlakbij staat een telefooncel, die vanzelfsprekend defect is. Maar onze GSM doet het hier gelukkig wel. Ik telefoneer met m'n zoon in Holland en vraag hem uit te zoeken wie er op zaterdagmiddag dienst heeft bij mijn verzekeringsmaatschappij.
Jammergenoeg moeten we het verhaal hier onderbreken om nog wat ruimte in deze Pikhaak over te laten voor andere zaken. Zal het ons lukken ooit nog eens terug te komen in ons geliefde Vaderland? We zijn benieuwd.
Nog even geduld. In de volgende Pikhaak gaan we verder met ons verslag.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten